In het voorjaar werd ik benaderd door een journalist. Hij zocht ondersteuning bij zijn proces om meer energie van zijn werk te krijgen. Na enkele gesprekken werd hij zich bewust van het feit dat verhalen waarin mensen struggelen met persoonlijke issues, en hoe ze deze uiteindelijk overwinnen, hem energie geven. Levensverhalen die je ‘bij de strot grijpen’. Dat zijn de verhalen die hij het liefst schrijft, althans de meeste energie van krijgt. Als afsluiting van onze gesprekken vroeg ik hem om zijn struggle als journalist op te schrijven. Hieronder het resultaat wat ik met toestemming van de persoon in kwestie mocht delen.

Hoe ik mijn plek veroverde in de journalistiek
Juli 1990. Ik zit op een basaltblok aan de Bosporus en kijk uit over de Zee van Marmara. Achter me raast het hectische verkeer langs in miljoenenmetropool Istanbul. Het lawaai is oorverdovend. Toch hoor ik geen auto’s. Ik zie geen straatverkopers, ik ruik geen geroosterde maïskolven. De zon voel ik niet branden op mijn hoofd. Mijmerend zit ik hier aan het water. Ik maak me zorgen. Als een berg zie ik op tegen wat komen gaat. Over twee maanden begin ik aan mijn studie journalistiek in Utrecht. Daar heb je zelfvertrouwen voor nodig. Maar als er iets is dat ik niet heb, is het zelfvertrouwen.

September 2017. Op een broeierig warme vrijdagavond zit ik met mijn vriendin op de kade langs de Bosporus. De warme Egeïsche wind vertelt ons dat Griekenland niet ver is. In het donker turen we naar de honderdduizend lichtjes boven het wateroppervlak. Dat is in één woord overweldigend. En niet alleen door de lichtjes. Wat me vooral overweldigt is het vreemde besef dat de afgelopen 27 jaar met speels gemak worden overbrugd door de unieke sfeer van deze stad. Ik herinner me ineens weer precies hoe ik me 27 jaar eerder voelde. De angst die ik toen had om door de mand te vallen. Maar alles waar ik toen zo bang voor was heb ik gerealiseerd, ervaren, naast me neer gelegd, leren begrijpen of ontmaskerd. Het zijn geen issues meer. Hoe kan een periode van 27 jaar een mens toch veranderen?

Ik wist nog niks over de journalistiek toen ik hier was in 1990. Nu ben ik gepokt en gemazeld. Ik heb mijn plek veroverd in de journalistiek. I did it. Mijn gedachtes gaan terug naar het eerste voorstelrondje op de School voor de Journalistiek in 1990, twee maanden na Istanbul. In één woord traumatisch! Ik ben bloednerveus. Als ik eindelijk aan de beurt ben, komt er iets heel stoms uit mijn mond: “Ik wilde eigenlijk circusartiest worden.” Waarom zei ik dat? Ik weet het nog steeds niet. Waarom kon ik niet gewoon onder woorden brengen wat ik eigenlijk wilde zeggen, dat ik schrijven leuk vind en dat ik denk dat ‘journalist’ weleens een heel geschikt vak voor me zou kunnen zijn? Want nieuwsgierig ben ik altijd geweest, en ‘gezien worden’ met teksten is ook iets wat ik graag wil. Bovendien is de journalistiek nooit saai. Alleen daarom al.

Een aantal belangrijke gebeurtenissen in de genoemde 27 jaar hebben me gevormd. Allereerst: de dood van mijn moeder, een persoonlijk drama. Op 19 juli 2003 om zes uur ’s ochtends springt zij voor de trein. Ik zal haar nooit meer terugzien. Het nieuws over haar dood hoor ik een paar uur later als mijn zus belt. Die ochtend beleefde ik in een shock, hoewel ik gewoon doorging met waar ik mee bezig was, het schrijven van een brief, die ik daarna op de bus deed. Ik was verdoofd. ’s Middags reden we naar mijn familie in Limburg en daar hoorde ik dat het enige wat ik nog van haar mocht zien haar ingedeukte trouwring was. Ik kon het nog steeds niet geloven, maar de bevestigende blikken van mijn vader en mijn zussen namen de laatste twijfel weg. Het was echt waar.

Deze schokkende gebeurtenis had wrang genoeg ook voordelen. Zo was ik ineens niet meer bang om ontslagen te worden bij mijn werkgever, een vakblad voor technici, waar ik toen werkte als verslaggever en waar het al maanden slecht ging tussen mij en mijn collega’s. Sterker: de dood van mijn moeder gaf me de kracht om op eigen benen te gaan staan en mijn eigen tekstbureau op te zetten. Het was een springplank die me de energie gaf om een reuzensprong te maken en op eigen benen te staan, een diep verlangen. Eindelijk wilde ik iets op mijn eigen manier gaan doen, zonder dat anderen mij vertelden wat ik moest doen en hoe ik het moest doen. Eindelijk wilde ik zelf de regie. Niemand anders dan ik ging nu bepalen wat ik ging doen en hoe het verder ging met mijn leven. Een half jaar later was mijn tekstbureau geboren.

Zowel voor als na de oprichting van mijn tekstbureau heb ik veel persoonlijke weerstanden ondervonden en veel moeilijkheden moeten overwinnen. Ik voelde vooral het gebrek aan social skills, verbale vermogen en zelfvertrouwen. Op de School voor Journalistiek was ik een outcast, impulsief, introvert, onaangepast en daardoor opvallend aanwezig. Ik bleek één ding goed te kunnen, iets dat me steeds op de been hield: schrijven. Daar deed ik het voor want er zat een dikke creatieve component in en met creativiteit had ik altijd wel raad geweten. Ik zorgde dus dat ik al mijn opdrachten haalde. En als ik achter liep, dan vroeg ik de docent mij extra werk mee naar huis te geven, net zolang tot ik ook dat kunstje weer onder de knie had. Schrijfvaardigheid was mijn fundament en bestaansrecht tijdens mijn studie. Ik bleek een enorme doorzetter. En mijn schrijfwerk werd opvallend vaak besproken in klassikaal verband.

Mijn schrijverschap bezorgde me aanzien en identiteit, gaf me een rol en functie in de groep, zou me ooit van inkomen kunnen gaan voorzien en diende ook nog eens als uitlaatklep op frustrerende momenten. Héél veel voordelen dus. Voortaan had ik met dat schrijven een machtig middel in handen om me staande te houden en te uiten, iets wat me al mijn hele leven moeite had gekost. Voortaan had ik mijn woordenschat, en dat was iets waarop ik meer dan eens kon terugvallen.

Los van het ‘therapeutische effect’ van schrijven ontwikkelde zich ook nog zoiets als vakmanschap. Neem de reportage, mijn favoriete genre. Ik werd steeds beter in het schrijven van reportages en leerde door veel te oefenen wat een goede reportage nodig had. Hoe meer er ‘aan de hand’ was, hoe beter mijn schrijfwerk. Een flink stuk emotie en spektakel had ik nodig. Dat leidde per definitie tot een goed verhaal. Mensen die op de bres sprongen voor, zich druk maakten over, het slachtoffer waren van… Zij bezorgden mij de juiste energie voor een mooi stuk. Concrete voorbeelden? In mijn studietijd ben ik in Polen geweest voor een reportage over alcoholisme. (Ik weet de kop nog: ‘Poolse verloedering onder het juk van Koning Wodka’.) In die tijd heb ik ook een bezoek gebracht aan een asielzoekerscentrum in Leersum om te praten met Vietnamese hongerstakers. (Ik herinner me de eerste zin nog: ‘Het gaat niet goed met Liem.’) Verder ben ik het laatste jaar van mijn studie een tijdje opgetrokken met activisten van de links-militante Turkse politieke organisatie DevSol. Daar heb ik toen ook een verhaal over gemaakt (dat uitgebreid werd besproken in de klas).

Mijn onzekerheid was bepaald nog niet weg maar gezien mijn schrijverskunsten waren er best veel mensen die in me geloofden tijdens mijn studie: Marjolein Dohmen (“het moet ergens over gáán bij jou”), André Naber (“het is heel goed wat je nu doet, dat informatie opzuigen als een spons”) en Bert Duijm (“jij gaat het wel redden in de journalistiek maar één ding: tien procent brutaler worden”). Ook Peter Onvlee, Wilbert van der Heijden, Marcel Bayer en anderen waren voor mij inspiratiebronnen. Van Sante Brun (Limburgs Dagblad) leerde ik dat ik me eerst moest voorbereiden als ik op reportage ging of iemand ging interviewen. Alles wat nu vanzelfsprekend is, moest ik destijds nog leren. Zelfs de stomste en meest voor de hand liggende dingen hebben me bloed, zweet en tranen gekost.

Maar uiteindelijk kwam ik ergens. In juni 1995 studeerde ik af aan de School voor Journalistiek met nogal controversiële eindopdrachten. Naast het al genoemde achtergrondverhaal over DevSol had ik een visiestuk geschreven over de arbeidsmarkt voor freelance-journalisten, een verhaal over de nieuwe bijbelvertaling en een populair-wetenschappelijk stuk over sexferomonen. De kop ‘Als een reu een loopse teef ruikt’ leverde me nog een sneer op tijdens de afsluitende speech van de schooldirecteur op de allerlaatste dag van mijn studie aan de School voor Journalistiek. Het voelde op dat moment als een schop na. Laat ik het nu maar als een compliment beschouwen want ik slaagde met een wimpel en een klein vlaggetje. Ik was trots omdat het gelukt was. Ik had iets voltooid, iets overwonnen, geheel op eigen kracht. Maar ik was ook verdrietig omdat ik al mijn schoolvrienden in korte tijd uit het oog verloor.

Mijn carrière daarna in de journalistiek liep ook niet bepaald over rozen. Bij weekblad Groenten & Fruit mocht ik het een jaar proberen. Mijn artikelen waren verdienstelijk, maar toch werd mijn contract niet verlengd, ik denk omdat ik sociaal gezien nogal moeilijk functioneerde. Het lukte me in elk geval niet om daar de populariteitsprijs te winnen. Mijn periode na Groenten & Fruit was eveneens moeizaam. Ik deed wat werk voor Aaneen van de Abva-Kabo, Weekkrant Suriname en Contrast, een tijdschrift over de multiculturele samenleving. Elke opdracht die ik mocht doen, beschouwde ik als een cadeautje. Voor Contrast portretteerde ik een vluchtelinge uit voormalig Joegoslavië. Een heftig verhaal! En daarom bijzonder om te doen.

In de tussentijd leerde ik mijn vriendin kennen en zij was het die mij na twee jaar werkloosheid aanmoedigde te solliciteren naar een baan als verslaggever bij het vakblad voor techniek. Ik werd aangenomen en zou daar ruim vijf jaar werken en heel veel noodzakelijke ervaring opdoen. Ook hier: aanvankelijk liep alles goed maar na verloop van jaren kwam de klad erin. Ruzie met collega’s liep als een rode draad door het laatste jaar van mijn dienstverband. Het was onmacht, geen kwade wil. En iedere teleurstelling zou me sterker maken. ‘What don’t kill you makes you more strong’ zong James Hetfield van Metallica. Ik leerde en leerde en werd steeds beter.

Wie ben ik nu?

Vanwege mijn nooit aflatende inzet, toewijding en bereidheid te zoeken naar zelfkennis middels meditatie en yoga heb ik mezelf leren kennen. Daardoor ben ik voor een (klein?) deel autonoom geworden. Wat is autonomie? Dat de buitenwereld een deel van mij, diep in mijn binnenste, niet kan raken. Wat ze zeggen. Hoe ze kijken. Of mijn kop hen aanstaat. Of ze aardig zijn of niet. Dat alles is eigenlijk volkomen onbelangrijk. En soms kan ik dat voelen, subtiel maar toch… het vuurtje diep van binnen blijft gewoon doorbranden ondanks de vervelende situatie. Contact maken met dat gevoel, op zo’n moment, is het meest waardevolle wat er op spiritueel gebied voor mij bestaat. Ik kies daarvoor. Ik kies dus nadrukkelijk niet voor zelfverwijt.

Ik ben niet meer afhankelijk van mensen die niet aardig voor me zijn. Het kan pijnlijk zijn, oké, maar ik red het wel. Ik hoef niet meer te pleasen. Ik kies zelf de mensen met wie ik te maken wil hebben en met wie ik wil samenwerken. Voor een deel komt dat natuurlijk doordat de omstandigheden mee zitten, maar deels is het ook gewoon mijn eigen verdienste.

Mijn ‘pijnlichaam’ (zie: Eckhart Tolle) is nog steeds soms hinderlijk aanwezig, maar ik weet er beter mee om te gaan. Mijn pijnlichaam maakt zelden tot nooit dingen meer kapot zoals vroeger. Het voelt enkel zwaar en vermoeiend zodra het zich aandient. De eerste signalen die erop wijzen dat het pijnlichaam in aantocht is, neem ik serieus. Dat is het moment waarop ik wil werken aan mezelf middels zelfobservatie om ‘het verhaal over mezelf’ juist klein te houden door vooral contact met mijn gevoel te maken.

Ik ben tactischer, milder en vergevingsgezinder geworden naar andere mensen toe. Ook heb ik geleerd te plannen en te organiseren. First things first. Belangrijke waardes voor mij (die me op moeilijke momenten hebben geholpen) zijn discipline, concentratie, vertrouwen in mezelf, zelfbeheersing en doorzettingsvermogen. Stress en paniek zijn latent aanwezig maar lang niet meer zo nadrukkelijk, en het lukt me steeds vaker om moeilijke momenten gewoon voorbij te laten gaan, zoals wolken die voorbij drijven op een druilerige namiddag in november. En ineens is daar de zon! Ik kan beter mijn grenzen aangeven. Ik luister meer naar de signalen in mijn lichaam en handel daarnaar. Mijn gevoel wil me iets vertellen, en dat neem ik serieus.

Deze groei als mens komt tot uiting in de manier waarop ik werk en de verhalen die ik maak. Mijn handelsmerk: verhalen waar je energie van krijgt. Ik mag dan veel gestruggeld hebben, struggle is ook energie. Ik zie het ook bij anderen. Vooral mensen die veel hebben overwonnen om tot iets te komen hebben mijn onverdeelde belangstelling. Peter Dijks loopt blind de marathon. Halmat Rashid vluchtte uit Irak om hier als ingenieur aan de slag te gaan. Maar ook: hoogleraren die veel maatschappelijke weerstand ondervinden, ondernemers die na een diep dal eindelijk succesvol zijn geworden. Zulke levensverhalen vind ik het meest boeiend om op te schrijven. Verhalen die je bij je strot grijpen. Van zulke verhalen krijg ik zelf energie en ook de mensen die ze lezen krijgen er energie van.

Waar wil ik naartoe?

Voor mij draait alles om ‘leren’, mezelf ontwikkelen, beter worden in wat ik doe en waarvoor ik kies, slimmer worden, gevoeliger, doortastender, tactvoller, communicatiever en assertiever als het nodig is. Denk aan de kat, die zeer duidelijk haar grenzen aangeeft. Maar ook: mijn humor laten zien. En: zo weinig mogelijk energie verliezen aan onzinnige bezigheden.

Hoe reflecteert zich dat op mijn werk? Waar ik tegenaan liep was dat ik te weinig positieve energie uit mijn werk haalde. Dat is nu minder maar het blijft een valkuil: vastlopen in plichtmatigheid en routine. Het belangrijkste ‘waar ik naartoe wil’ is positieve energie uit mijn werk halen. Dat betekent voor mij: kiezen voor mensen / opdrachtgevers / onderwerpen die passen bij deze positieve vibe. Van invloed daarop zijn de mensen die ik ontmoet, de mensen die ik interview, de opdrachtgevers waarvoor ik werk en de mate waarin ik iets nieuws kan vinden en toelaten. Hoe ik dat doe heeft te maken met mijn houding en instelling, de mate van openheid en nieuwgierigheid. Maar ook: de ontspanning die ik kan bewaren in het dagelijks leven en vrij te zijn in mijn hoofd om goede keuzes te maken.

Nog dingen die me kunnen helpen in mijn werk:

  1. Uit de comfortzone. Daar leer je het meest. Dan bedoel ik niet een reis a la Shackleton naar de Zuidpool maar een realistische keuze van ‘uit de comfortzone’. Met buurman John naar de Dutch Design Week in Eindhoven is voor mij uitdagend genoeg. Het mentorenprogramma van de NVJ ook.
  2. En nog een spirituele wens die ik in vervulling wil brengen en die alles met mijn werk als journalist heeft te maken: transform anger into creativity. Boosheid is iets wat als een rode draad door mijn leven heeft gelopen maar ik zie dit de laatste tijd in positieve zin veranderen. Voor mij is ‘mensen vergeven’ een van de sleutels tot creativiteit. Of beter gezegd: de openstaande poort naar creativiteit.

Meer informatie

Wil je ook op zoek naar jou interne bron van energie? Neem dan contact met me op.

mail@peter.roemeling.nl

+31(0)6 539 395 56