In mijn boek Excelleren in vrijheid geef ik mijn visie op persoonlijke ontwikkeling. Alle hoofdstukken over de denkstijlen beginnen met een casus van een wereldberoemd persoon. Behalve Hoofdstuk 7 – Excelleren in vrijheid. Het laatste hoofdstuk begint met de onbekende Tom Bouman.

“Zelfbeschikking kan naar buiten toe worden geïnterpreteerd: dan betekent ze bewegingsvrijheid. Je kunt haar echter ook naar binnen toe interpreteren: dan gaat het erom dat ik in mijn denken, ervaren en willen zo ben als ik graag wil zijn. In overeenstemming hiermee ontbreekt het mij aan zelfbeschikking wanneer er tussen ervaring en zelfbeeld een diepe kloof gaapt. Als dit het geval is, ervaren we dat als vermindering van onze innerlijke vrijheid, als innerlijke dwang.”

“Dit gebrek aan innerlijke zelfbeschikking ervaren we als verscheurdheid. En dan komt het op zelfkennis aan: op het begrijpen van deze verscheurdheid en de oorsprong, de logica en de dynamiek ervan. Pas dit begrip maakt later ook een verandering, een breuk met de innerlijke dwang en een opening voor nieuwe vormen van ervaren en handelen mogelijk.”

“Zelfkennis dus als bron van vrijheid en daarmee van geluk.”

Peter Bieri(uit: ‘Hoe willen wij leven?’)

Bouman kiest voor vrijheid

Wat is dat: mens zijn? En wat heb je te doen om je te ontwikkelen en gelukkig te blijven of te worden? Dat waren de uitgangsvragen van dit boek. Met de kennis die je in de voorgaande hoofdstukken hebt opgedaan, kunnen we de balans opmaken. Maar eerst nog het verhaal over een persoon uit een tv-uitzending van lang geleden die me altijd is bijgebleven. De persoon waar het
hier om draait, geen bekende of historische figuur maar de onbekende Tom Bouman, is een mooi voorbeeld van iemand die bewust heeft gezocht naar balans in zijn leven. Hij heeft vrijheid gecreëerd om zichzelf te ontwikkelen tot de persoon die hij wil zijn.

Een gemiste carrière

In de tv-uitzending van Klasgenoten op maandag 26 januari 1987 is de gevierde cabaretier Seth Gaaikema de eregast. Hij is bekend om zijn oudejaarsconferences en blinkt uit in woordspelingen. Voor zijn teksten is hij veelvuldig onderscheiden. Voor de tv-uitzending op deze avond is gekozen voor de vijfde klas van het Praedinius Gymnasium in Groningen. Een alfaklas met kinderen van vooraanstaande en beroemde ouders: burgemeesters, hoogleraren, professoren en schrijvers. Een zeldzaam elitaire klas of, zoals Gaaikema het noemt, een bekakte klas. De leerlingen van toen,
tijdens de uitzending van het programma midden veertigers, zijn nu zelf burgemeester, hoogleraar, staatssecretaris, notaris of dus cabaretier. Aan deze klas in het schooljaar 1955-1956 heeft Gaaikema de dierbaarste en sterkste herinneringen overgehouden van zijn hele schooltijd. In dat schooljaar schrijft hij een brief aan Wim Kan, zijn grote voorbeeld waar hij veel van leert en later teksten voor zal schrijven, en ontmoet hem ook voor het eerst. Zijn leraar Nederlands, meneer Genen, is onder de indruk van zijn liedteksten. Hij geeft Gaaikema zelfvertrouwen en spoort hem aan om een schoolcabaret te beginnen.

De tv-uitzending begint met kennismaken met de leerlingen. Vervolgens vraagt gespreksleider Koos Postema Gaaikema het klaslokaal binnen, dat is ingericht zoals in 1955. Er ontstaat een gesprek waarin herinneringen worden opgehaald. Gaaikema staat hierbij centraal.

Tot het moment waarop Postema vraagt: “Wie was de intelligentste van de intelligente kinderen?” Vrijwel iedereen mompelt direct de naam van een oud-leerling die op dat moment niet in de klas aanwezig blijkt, Tom Bouman. Allen spreken vol ontzag over hem, de zoon van een zeer bekende hoogleraar sociologie met veel boeken en publicaties op zijn naam. Waarom was deze Bouman de intelligentste? “Hij schreef makkelijk, hij kon er makkelijk over praten. Daardoor was hij niet alleen intelligent maar kon hij ook dat gevoel naar buiten uitdragen. Ik denk dat dat eigenlijk het geheim was van zijn intelligentie en de manier hoe wij daarover dachten”, zegt een oud-leerling. Gaaikema zegt over hem: “En zoals hij toen over Marsman een lezing heeft gehouden, nou dat
heb ik nooit van m’n leven meer vergeten. Dat was grandioos, grandioos zoals die jongen dat kon, dat was …. dat was enorm! Ongelooflijk en hij wist alles van Hermans, enfin, het was een fenomeen die jongen, fantastisch. Zo gingen we tijdens de les niet bestaande beestennamen bedenken en dan kwam hij altijd met vondsten, daar was ik gewoon jaloers op, zoals ‘de geklurpte glopswaai’. Ik kwam niet verder dan ‘de mieze muis’, wat geen goede vondst is.” Hij wist veel van taal en had er heel veel gevoel voor. Een andere klasgenoot zegt over hem: “Hij nam ook risico’s in allerlei opzichten. Hij was ontzettend avontuurlijk, hij was altijd bezig met een soort van grensverkenning. Als je het hebt over vrijgevochten dan was hij de enige waarvan je dat echt kon zeggen dat hij dat was.” Een klasgenote, de dochter van de reislustige schrijver en levenskunstenaar Belcampo, vond Bouman niet alleen de intelligentste maar ook de merkwaardigste jongen: “Naast zijn intellectuele kennis en belangstelling had hij ook een geweldige kennis van het leven die voor ons toen onbegrijpelijk was, hij kende alle kroegen van de Gelkingestraat, hij praatte en dichtte over dingen als homoseksualiteit en de dood en dat was voor hem gewoon gemeengoed. En daar stonden wij toch echt wel gewoon van te kijken.” Hij was een jongen van zeventien jaar die iets volwassens had, een rijpheid had en het leven kende. Hij had een ongelooflijke nieuwsgierigheid, wilde experimenteren en alles ondervinden, dat was wat hem tekende. Hij was niet iemand van huiswerk maken. Sommigen hadden het idee dat hij nooit huiswerk maakte, waar ze erg jaloers op waren. Een klasgenoot is voor zijn eindexamen gezakt omdat Bouman hem tot allerlei dingen aanzette, behalve het leren van woordjes, grammatica en stamtijden.

Als Bouman de hemel in is geprezen, blijkt hij achter de deur te staan en komt hij de klas in. Het is de eerste keer sinds dertig jaar dat ze hem terugzien. Na wat rumoer en geschuif vraagt Postema hem: “Wat vindt u zelf, wat was u voor jongen?” Bouman antwoordt: “Vervelend, echt heel vervelend, in de aanval tegen de leraren, in de aanval tegen een aantal leerlingen ook, echt in de aanval tegen mezelf. Ik ben niet zo erg happy met m’n herinneringen aan die tijd. Ik vind het wel leuk om te komen hoor, maar om een soort gevoel te hebben van o wat een reünie, en daar zien we al die gezellige …“, nee, dat heeft hij niet. Behalve begaafd was Tom Bouman ook recalcitrant. Postema vraagt hem: “Bent u experimenteel gebleven vanaf die tijd, vanaf dat zeventien jaar zijn?” Bouman zegt met een grote grijns: “Jaha, ja ik ben dan ook niks geworden, ik ben gebleven inderdaad!” Waarop Gaaikema uitroept: “Maar jij was al iets, wij waren niks en jij was al iets, jij had toen een hele sterke persoonlijkheid, toen ook al. Toch veel meer volgroeid dan wij.”

Dan komt ook leraar Genen, inmiddels vijfenzeventig jaar oud, gekleed in driedelig grijs de klas binnen. Hij geeft Bouman een hand en zegt: “Straks moeten we praten.” Vervolgens gaat het klassikale gesprek over de levensloop en carrière van Gaaikema. Maar Postema brengt het gesprek weer snel terug op Bouman, hij lijkt hem ook te intrigeren. “Herinnert u zich Tom Bouman
nog?”, vraagt hij aan Genen. Waarop de oud-docent Nederlands onrustig op zijn stoel heen en weer beweegt, z’n wijsvinger omhoog steekt en met enige emotie in z’n stem zegt: “Ja, of ik Tom Bouman nog ken, nou en of.” Ook hij is nog steeds onder de indruk van het fenomeen Tom Bouman. Hij herinnert zich dat ze in de klas het eerste gedicht van Jan Hanlo, genaamd ‘Oote boe’,
hadden besproken. Genen kon hier helemaal niets mee. Tot puur door de manier waarop Bouman het voordroeg het kwartje bij Genen viel: “Ineens lag het helemaal voor me open”. Nadien heeft Genen aan Bouman gevraagd hoe dat kwam, waarop Bouman een beetje uit de hoogte zei: “U bent misschien te oud” en daarna, verzachtend: “Of misschien heeft u er geen orgaan voor.” Tot
slot vraagt Postema aan Bouman: “Je hebt nu met ons gehoord allerlei carrières, burgemeesters, hoogleraren, een groot cabaretier, wat ben jezelf geworden? Ik vraag het vooral omdat de klas voortdurend vertelt ‘de begaafdste was Tom’. Wat vindt u zelf als u denkt aan het woord carrière en van uw eigen carrière?” “Nou, ik ben christen geworden en dat is een heel ding voor mij wat carrière betreft.” Hij vertelt dat hij drukker is en een drukkerij bezit, een heel klein zaakje in een dorpje in Frankrijk. “In die zaak verdien ik heel nip aan m’n brood, maar ik heb ontzettend veel tijd en rust in die negentiende-eeuwse dorpsdrukkerij met een oude handpers en zo. Dus als ik de carrière heb gemist, dan heb ik iets gevonden wat veel belangrijker is dan al die mooie dingen die eerder ook gezegd zijn, een soort rustig leven waarin je kan denken voor jezelf en waarin je niet verplicht bent om te denken. Want een hele hoop werkzaamheden in de maatschappij dan ben je verplicht om te denken langs bepaalde lijnen. Dus als zodanig ben ik zeer tevreden met de uitkomst.” “Maar”, vraagt Postema, “als ze dan zeggen ‘hij had ook een hoogleraar kunnen zijn, hij had een schrijver kunnen zijn, een belangrijk literair criticus kunnen zijn in Nederland?” Waarna Bouman zegt:
“Dan was ik misschien ook wel ongelukkig geweest. Zoals veel hoogleraren en een heleboel literaire critici zeer ongelukkig zijn om dat te maken ze ook steeds in een gevecht zitten. Die recalcitrantie van mij had ik in de maatschappij misschien wel kunnen vormgeven, maar dan had ik er ook mee door moeten gaan. En die recalcitrantie díe heb ik verloren. En dát is m’n winst.”

Persoonlijk meesterschap

Voelen, denken en doen richting jezelf en voelen, denken en doen richting de wereld. Balans aanbrengen tussen: inleven in jezelf, inleven in anderen, logisch denken over jezelf, logisch denken over de wereld, doen voor jezelf en doen voor de wereld. Als die zaken op elkaar zijn afgestemd, dan is er geen verdeeldheid of verscheurdheid. Dan ben je in balans met jezelf en met de wereld om je heen. Dan ontstaan rechtvaardigheid en harmonie, zoals Socrates het noemt, en is persoonlijk meesterschap mogelijk. Dan ervaar je een waardevol bestaan en voel je je vrij zonder dwang. Je voelt je goed. En dat is van toepassing op Tom Bouman zoals duidelijk blijkt uit zijn antwoorden als hem gevraagd wordt naar zijn visie op zijn carrière. Als zeventienjarige was hij voortdurend in de aanval naar anderen en naar zichzelf, hij was recalcitrant. Door zijn begaafdheid had hij een geweldige maatschappelijke carrière kunnen hebben. Maar Bouman heeft gekozen om een ander persoon te worden met een loopbaan die daarbij hoort. En waarmee hij de vrijheid heeft om zijn eigen denkwijzen te volgen en de recalcitrantie van zich af te schudden. Het verliezen van de recalcitrantie betekent vrijheid als winst. Hij heeft de vrijheid gevonden om op zijn manier te excelleren.

Excelleren in vrijheid

Heb je interesse en wil je het boek bestellen?

Acties

Bestel 10 boeken of meer en ik kom langs voor een gratis gesprek hoe jij, je team of je organisatie, een boost kan geven aan persoonlijke ontwikkeling en Excelleren in vrijheid mogelijk kan maken.

Bestel 40 boeken en ik verzorg een gratis workshop Excelleren in vrijheid (ter waarde van € 1.250).

Presentatie over het boek

Wil je een presentatie over het boek en de visie op persoonlijke ontwikkeling? Neem dan contact met me op.

mail@peter.roemeling.nl

+31(0)6 539 395 56